De geschiedenis van de gemeentepolitie Hilversum (1880-1993)

Geplaatst op zondag 26 september 2004 @ 14:35 , 3518 keer bekeken



Per 1 april 1994 trad de nieuwe politiewet in werking waarmee een formeel einde kwam aan
de gemeentelijke politiekorpsen, welke opgingen in regionale korpsen. Daarmee kwam een eind
aan het meer dan 100-jarig bestaan van de Hilversumse gemeentepolitie. Dat was reden
voor de laatste commissaris van de gemeentepolitie Hilversum Theo Stallman om
aan mijn oom Jan Ruijzendaal te verzoeken een summier herinneringsboekje te schrijven over de geschiedenis van het Hilversumse politiekorps.
De keuze van commissaris Stallman voor mijn
oom was niet vreemd: niet alleen had mijn oom van 1946 tot 1950 bij de Larense politie gediend en daarna tot zijn pensionering als Functie-adjudant in 1984 in het Hilversumse korps, maar ook mijn opa (1892-1984) had nadat hij van
1915 tot 1918 bij de Haagse politie had gediend van 1918 tot zijn pensionering als Adjudant in 1950 deel uitgemaakt van het Hilversumse korps. Veel verhalen die mijn oom(1924-2002) in zijn boekwerkje neerzette had hij dan ook van zijn vader gehoord.

De gemeentepolitie Hilversum van toen tot het einde


Rond 1800 werd in Hilversum de eerste dorpsdienaar aangesteld, een zekere Barend Hebink. Uit bestaande archieven is gebleken dat de mijn niet kon schrijven en zijn
aanstellingsakte met een kruisje ondertekende.
In 1848 trad de Commissaris van Politie
in functie. Een zekere Hendrikus Kuipers, oud-opperwachtmeester van het regiment Dragonders, werd tegen een salaris van f.200,- per jaar in
deze functie benoemd. Na hem zijn nog enkele van deze ambtsdragers in functie geweest.


De Commissaris van Politie

De eerste echte politiecommissaris kwam in
1907 ten tonele, de heer J.J.A. de Koning, door
het personeel genoemd "Jan de Koning". Bij
veel politiemensen in het hele land is de naam
De Koning niet onbekend; hij was immers één
der samenstellers van het leerboek voor de politie 'Stapel en de Koning' dat op nagenoeg
alle politieopleidingen gebruikt werd. Als ik zelf nog denk aan de vele uren die ik heb
doorgebracht met het studeren in deze boeken... Menig politieagent in opleiding heeft
verzucht: "ik word stapel van De Koning".
Maar De Koning begon met de bouw van een
echt politiekorps in Hilversum, hij is in feite de grondlegger van het gemeentelijke politiekorps Hilversum. Het politiebureau was een oud schoolgebouwtje en was gelegen voor het
huidige hotel Gooiland. Van ook maar enigszins geordende werktijden of enig ploegverband was geen sprake, men deed gemiddeld 6 dagen per week 12 uur dienst. Deze dienst was over het algemeen niet aaneengesloten zodat de politieman 12 tot 14 uur per dag van huis was. Eenmaal per 12 dagen mocht men van een vrije dag genieten. Ondanks dit alles was Hilversum toch één der eerste korpsen om met een politiesportvereniging te starten. In september 1913 kwamen onder van de heer Goorhuis (later Commissaris van Politie in Amersfoort) een aantal sportief aangelegde politiemensen bijeen en werd besloten tot oprichting van de Hilversumse politiesportvereniging, kortweg H.P.S.V. en voetbal, gymnastiek en gewichtheffen waren de eerste beoefende sporten. Aan de huidige Wernerlaan was een "voetbalveld" en daar werd naar hartelust "getrapt". Andere politiemensen als tegenstander waren er nog niet en dus werd de strijd meestal opgenomen tegen bakkers en slagersjongens die zich bij deze gelegenheid veelal niet onbetuigd lieten en hun kans grepen een politieman een blauwe enkel te bezorgen.

In 1918 nam de Hilversumse gemeenteraad het besluit om over te gaan naar het zgn. "drieploegenstelsel" met om de 8 dagen een vrije dag. Dit betekende in de praktijk 7 dagen nachtdienst (23.00h tot 07.00h) gevolgd door een vrije dag, 7 dagen late dienst (15.00h tot 23.00h) gevolgd door een vrije dag, daarna 7 dagen vroege dienst (07.00h tot 15.00h) wederom gevolgd door een vrije dag. Per jaar had men 14 dagen vrij die men niet in de nachtdienst mocht opnemen. Dat was een voor die tijd zeer vooruitstrevend besluit. Voor zover mij bekend was Hilversum de eerste gemeente waar de politiedienst op een dergelijke wijze werd gevoerd.

Personele uitbreiding

Onvermijdelijk was er personeelsuitbreiding, liefst 40 nieuwe politiemensen traden in dienst. Uit heel het land kwamen de sollicitaties. Een groot aantal was afkomstig van het politiekorps Den Haag, waaronder die van mijn vader. Men ging graag naar Hilversum want met Wassenaar en Sassenheim was Hilversum één der best betalende korpsen. Het liefst zag men politiemensen met "aantekening", het huidige B-diploma. Als men in het bezit was van deze aantekening ontving men een gulden salaris extra per week en op de mouw van de linkerarm mocht als onderscheiding een klein zilveren sterretje gedragen worden.

Oprichting politiemuziekgezelschap Excelsior

Bij deze nieuwkomers waren ook vele ex-militairen, veel van deze ex-militairen hadden in de mobilisatie van 14-18 in militaire muziekkorpsen gespeeld. Dit leidde op 20 mei 1919 tot de oprichting van politiemuziekgezelschap "Excelsior". Initiatiefnemer was de agent C.H.Rijke die dirigent was geweest van een mobilisatiemuziekkorps. Rijke werd ook de eerste dirigent. Maar voor hem als agent wat het wel eens moeilijk orkestlieden voor gemaakte fouten op de vingers te tikken, want als de "majoor"vals blies en de agent Rijke hem daar op wees voelde de hogere in rang zich wel eens op de tenen getrapt. Tot 1925 zwaaide Rijke het dirigeerstokje maar in overleg met de korpsleiding besloot hij maar te stoppen met het dirigeren van het politiegezelschap. (Onder de naam Cori kreeg hij later bekendheid als componist en is hij nog vele jaren dirigent geweest o.a. van de Oranjeharmonie).

In die jaren werden ook de eerste rijwielen bij het korps ingevoerd. Besloten werd dat de agenten les moesten krijgen in het wielrijden. De lessen werden gegeven in het voormalige Wilhelminahotel bij het station, waar in later jaren sportschool 'van Hellemond' gevestigd was. Het waren oude militaire fietsen, zogenaamde doortrappers, waarop gereden werd. In de grote zaal van het gebouw werd geoefend. Men kreeg een brede leren riem met handvat om de middel, werd dan op de fiets gehesen en dan klonk het commando "trappen". De leermeester hield het handvat ban de leren riem vast en rende met de lessende wielrijder de zaal rond.

Posthuizen



De fietssurveillance vond niet alleen plaats van het bureau, maar ook vanaf de diverse posthuizen. De posthuizen bevonden zich op Trompenberg aan de Jac.Pennweg, op de Vaartweg bij de splitsing voor het huidige benzinestation, aan de Koninginneweg tegenover de toenmalige Jozefschool (thans de Tagrijn). Ook achter het oude raadhuis aan de Kerkbrink stond een posthuis. Rond 1930 is dit posthuis verplaatst naar het Erfgooiersplein. Na de uit gebruikstelling als politiepost doet het thans dienst als kapperszaak. Later werd een stenen posthuis gebouwd op de hoek van de Kleine Drift en de Zuiderweg. In die hoek ging het er nog wel eens ruw toe en zag men de noodzaak in tot een beter politietoezicht aldaar. Ook bij de bouw van het Hilversumse stadhuis werd gedacht aan een politiepost. Het gebouwtje losstaande van het stadhuis werd hiervoor ingericht. Al deze posthuizen waren vrijwel dag en nacht bezet en van daaruit vond surveillance in de betreffende wijk plaats.

Politieopleidingsschool

Ook op een ander gebeid was men in die dagen in Hilversum vooruitstrevend. Mensen die zich tot het politieambt geroepen voelden konden van Hilversumse politiemensen les krijgen. Dit resulteerde er in dat er in Hilversum een politieschool tot stand gebracht werd. Dit was een particuliere school gehuisvest in een villa aan de Graaf Florislaan en stond onder leiding van de heer Frima. De meeste politiemensen studeerden echter in hun eigen woonplaats via inspecteurs van politie die les gaven en de (aspirant)politieman deed zijn studie buiten werktijd. Vrijer uren bleven er niet veel over. Na de 2de wereldoorlog groeide de politieschool van de heer Frima uit tot de huidige Politie Academie. Deze is eerst nog gevestigd geweest op de Witte Kruislaan onder de naam 'Rijksinstituut tot Opleiding van Hogere Politieambtenaren. Op deze plaats staat nu het politieselectiecentrum.

Commissaris van Beusekom.

In 1921 werd commissaris De Koning opgevolgd door A.L. van Beusekom. Deze Van Beusekom die tot 1938 het korps beheerde is nog steeds een zeer omstreden figuur.Enerzijds had hij een vooruitziende blik en introduceerde hij nieuwe methodes terwijl hij ook een groot organisatietalent had. De manier waarop hij het Hilversumse politiekorps organiseerde was een voorbeeld voor vele andere gemeenten. Maar anderzijds was van Beusekom een onmens die zijn mensen als slaven behandelde en het korps met stalen vuist regeerde, hij duldde geen enkele tegenspraak en inmenging in de door hem genomen besluiten. Als korpsleider had hij echter zeer vooruitstrevende en moderne ideeën. Zo introduceerde hij als eerste politieopsporingsberichten die via de radio werden uitgezonden en ging hij op Schiphol bekijken hoe vliegtuigen ingezet zouden kunnen worden t.b.v. het politiewerk, tegenwoordig een heel normaal gebeuren. Maar binnen het korps zorgde hij dat met name de agenten van de straatdienst genadeloos werden gecontroleerd of ze hun voorgeschreven ronden wel maakten. Deze rondes moest de agent fietsend maken en ging tot aan de gemeentegrens. Men kan zich voorstellen dat een agent die in een ijzige winternacht helemaal naar de gemeentegrens in de Hilversumse Meent moest fietsen geen bijzondere zaken tegenkwam en zijn ronde als nutteloos ervoer. Maar in de politiepost blijven was er niet bij, middels een controlepenning die men vanaf het bureau of post meekreeg en die in een aan het eind van de ronde staand verzegeld kastje gedeponeerd moest worden kon men later controleren of de agent ook daadwerkelijk aan de gemeentegrens was geweest. Ook maakte men een grote kans aan het eind van de gemeentegrens een controleur aan te treffen die daar stond te wachten tot de politieagent kwam. Van Beusekom maakte ook graag gebruik van "vertrouwelingen" binnen het korps die hem op de hoogte stelden van ook maar de geringste oppositie tegen zijn genomen beslissingen. Het laat zich raden dat in de jaren dat Van Beusekom commissaris was de sfeer binnen het korps vaak te snijden was.



Het politieuniform

Het politieuniform moest onder Van Beusekoms een wijziging vinden. In die jaren had ieder gemeentelijk politiekorps zijn eigen uniform wat er toe leidde dat men in de ene gemeente uitgedost als admiraal de straat op ging terwijl in de andere gemeente men meer op een doodgraver leek. Van Beusekom introduceerde een geheel zwart uniform met zeer hoge kraag, zonder enige versiering en zelfs met zwarte knopen. De agenten in Hilversum kregen dan ook de bijnaam "kraaien". Van Beusekom ging er van uit dat een man in het zwart 's-nachts veel moeilijker en later zichtbaar was. Voor burgers buiten de gemeente was het niet gemakkelijk in de man in het zwarte pak een politieman te zien. Het gebeurde regelmatig dat reizigers die aan het station uitstapten aan de politieman die daar "spoordienst" deed vroegen of hij een taxi of rijtuig vrij had. De spoordienst die zelfs tot ver na de oorlogsjaren heeft standgehouden stamt ook uit die tijd. Het was zoiets als een aflossingspost. Men diende zich op te stellen bij de uitgang van het station en mocht zich niet meer dan 15mtr van de uitgang verwijderen. De post "Spoor"was van 07.00h tot 20.00h. Wee de agent die daar dienst had en even een vriendelijk praatje met een familielid of goede kennis maakte, de controleurs van Van Beusekom rapporteerden ook deze misstanden. Er waren meer vaste 'posten' als Grote- en Kleine spoorwegovergang , Groest, Kerkbrink, Kerkstraat, Havenstraat en Leeuwenstraat. Veel van deze posten zijn tot ver na de oorlog gebleven. Rond de dertiger jaren kreeg iedere politieagent een dienstrijwiel. De rijwielen waren in onderhoud op de gemeentewerf naar het casinotheater.

Politietaken?

Van Beusekom vond veel meer taken die hij zijn politieagenten liet uitvoeren en waar ze beslist niet altijd blij mee zijn geweest. Maar zijn wil was ijzeren wet waar niemand aan kon tornen. Bij voorstellingen in het Casinotheater moest bij het uitgaan van de voorstelling een politieagent ruim baan maken voor "deftige"mensen. Men moest als politieagent de portieren van auto's of rijtuigen openen voor deze mensen. Ook verordende Van Beusekom dat de politieagenten de juiste tijd van klokken op openbare gebouwen controleerden, het noteren van niet-werkende straatverlichting, het in de rij zetten van wachtende mensen bij drukke winkels, het nazien van juiste huisnummeringen, controle van de hondenbelasting etc. en dit vermeldden in de dienstrapporten Voor het controleren van de hondenbelasting had men zelfs een apparaat om de hoogte van de hond te meten daar er immers hondenbelasting geheven werd over de grootte van de hond. Van Beusekom wist steeds nieuwe taken de bedenken voor zijn mensen. Zo werden er door de politie wekelijks muziekvergunningen verstrekt aan straatmuzikanten. Hiermee was de agent Van Bergen Henegouwen belast. Deze werd geacht het "muzikale gehoor" te hebben en moest op de binnenplaats van het bureau beoordelen of muzikanten, straatzangers en draaiorgels voldoende kwaliteiten hadden om in aanmerking te komen voor een vergunning. Dat één en ander vaak leidde tot komische taferelen laat zich raden... Veel politiemensen hebben in die tijd bijnamen gekregen als "Paappie de ballenjatter" "de Dooie", "de Sterrekijker"en meer van dat moois.

Intussen was het politiebureau verplaatst,, men had intrek genomen in een verlaten doktersvilla naast hotel Gooiland op de Langestraat 13. Met vele verbouwingen is het bureau daar gebleven tot de ingebruikname van het huidige bureau in 1978. Van Beusekom had een kamer betrokken naast de in/uitrit van het bureau. Van daaruit bekeek hij het uitgaande en inkomende personeel. Als hem iets niet aanstond was het meteen raak. Wanneer hij b.v. zag dat een politieagent op een in zijn ogen niet-schoon rijwiel reed moest de man zich melden en kreeg hij een kwartier de tijd om zijn fiets weer schoon te maken. Zo had hij ook "de kastdeur". Aan de binnenkant van een kast in zijn kantoor hing aan de deur een compleet politieuniform. Als een personeelslid die in burger dienst deed het naar zijn mening niet naar genoegen deed of gewaagd had aanmerkingen op de besluiten van de commissaris te maken dan trok hij de kastdeur open met de woorden "Denk er aan, ik heb voor jou nog een uniform over".

Intrede van de gemotoriseerde dienst

Omstreeks 1930 deed de eerste motorfiets zijn intrede. Er was een 2de hands Harley Davidson met zijspanwagen aangeschaft. Het voertuig mocht alleen bereden worden door de inspecteur Koren. Het was een grote uitverkiezing als men in het zijspan ("het bakkie") mocht zitten. In de klembeugel op het stuur had Koren een plattegrond van de gemeente Hilversum gemonteerd, hij moest immers weten hoe men het snelst van het ene punt naar het andere kon komen.

Burgerbrigade

Men had ook de burgerbrigade, niet te verwarren met de recherche. Deze burgerbrigade was speciaal belast met "het tegengaan van de straatschenderij en baldadigheden der jeugd". Het werd prachtig omschreven. De noodzaak tot oprichting van deze brigade kwam voort uit het feit dat "de lieve straatjeugd zich ergerlijk van haar meest ongunstige zijde liet kennen door geen auto onbesmeurd of onbeschadigd te laten, den vreemdeling te bespotten of na te roepen, plantsoenen te beroven of beschadigen, tuinen of hoven van fruit te beroven, ruiten tot mikpunt van haar steenen te maken en op straat te voetballen". Uitspraak van Van Beusekom: "bij de burgerbrigade is geen genade te vinden" en ook de jeugd had dat gauw door.

Nieuwe diensten opgezet.

Er werd een aanzet gegeven tot een technische recherche. Deze stond in aanvang uit het maken van foto's van verdachten en het samenstellen van signalementen. Ook werden er al wat pogingen tot dactyloscopie gedaan. Velen vonden in die tijd, die hele "vingerafdrukkenbeweging" maar grote onzin. Men oordeelde dat je met een foto met signalement nog wat kon doen, maar wat had je nu aan een vingerafdruk? Gelukkig heeft de tijd bewezen dat de vingerafdruk een machtig bewijsstuk is.



Schrijven in eigen tijd

Alle processen-verbaal werden met de hand geschreven, de schrijfmachine was nog in opkomst. Meestal deden de politieagenten dit werk thuis in hun eigen tijd. In een ronde kartonnen koker werd het papier ververvoerd in een ronde kartonnen koker. De processen-verbaal en rapporten waren zeer uitgebreid van aanhef, die ongeveer zo begon: Ik ondergetekende, (naam), agent van politie Uwer administratie, heb de eer, U edelgestrenge, beleefd het hierna volgende te rapporteren. Waarna het verhaal volgde. Mocht één van de inspecteurs of Van Beusekom een taalfout vinden dan ging er een grote rode streep door het hele verbaal heen met de aantekening "zoek de fout" waarna de politieagent wederom in zijn eigen tijd het hele verhaal nog eens mocht overschrijven. De aanhef van de Processen Verbaal is vele jaren ongewijzigd gebleven tot er politiedocenten kwamen die kans zagen dit taalgebruik te doorbreken. Één van de docenten zei letterlijk: "het is voor mij geen eer, dat die man streng is hoef ik niemand te vertellen en beleefd ben ik altijd, dat hoef ik dus niet speciaal te vermelden".

Vervoer

Rond 1937 werd de Hilversumse politie meer gemotoriseerd. Er kwamen meer Harley motoren met zijspan en een zogenaamde overvalwagen. Dit was Ford V8, een gesloten bestelauto met achterin langs de wand een houten bank die door het personeel liefkozend "De Victor"werd genoemd.

Het vertrek van Van Beusekom

In 1938 verdween commissaris van Beusekom van het toneel. Dat moest ook zo langzamerhand wel, de man kon niet meer alleen van de fiets stappen. Opstappen lukte hem nog wel maar als hij eenmaal reed was van de fiets komen een moeilijkheid. Hij had dan ook de regeling gemaakt met de portier, de agent Tas, dat deze rond 9 uur 's-Morgens klaar moest staan om hem te helpen bij het afstappen. Het personeel kon er niet genoeg van krijgen om rond die tijd Tas aan de telefoon te krijgen zodat deze niet kon helpen bij het afstappen van de commissaris. Van Beusekom kon goed vloeken en het gevloek als hij alleen van zijn fiets moest komen was niet van de lucht. In 1938 ging Van Beusekom met pensioen.. Zijn verdienste voor het korps v.w.b. de organisatie zijn onloochenbaar, maar op een paar uitzonderingen na waren alle personeelsleden blij en opgelucht dat de man die hun altijd zo autocratisch, hautain en als slaven had behandeld eindelijk vertrok.

Commissaris Vrijdag

Van Beusekom werd opgevolgd door G.D.J.Vrijdag die tot dan toe hoofdinspecteur in Hilversum was geweest. Veel politiemensen waren bijzonder ingenomen met de promotie van Vrijdag tot commissaris, hij had zich als hoofdinspecteur iemand met een grote menselijke kant getoond. Hij versoepelde vele zaken van zijn voorganger. Als eerste daad wijzigde hij het uniform door de zwarte knopen te laten vervangen door vernikkelde, zgn. "eikelvorm" knopen. De heel hoge uniformkraag werd ook wat lager en men hoefde ook niet meer altijd handschoenen te dragen. Er kwam ook een fietsenreparateur op het terrein van het politiebureau en er werd overgegaan tot oprichting van een motorbrigade. Deze motorbrigade was een voorloper van de later te vormen "verkeersdienst". De muziekvergunningen werden op een andere wijze verstrekt en de klokken van de openbare gebouwen hoefden niet meer gecontroleerd te worden.

De duitse bezetting

Ook de Hilversumse politie ontkwam uiteraard niet aan de Duitse bezetting. Men wist nauwelijks wat oorlog inhield en op een bezetting was men al helemaal niet voorbereid. Op 10 mei 1940 kwam er bij de nachtdienst een melding binnen dat er Duitse parachutisten op de Larenseweg ter hoogte van het Amsterdamse Waterleidingbos zouden lopen. Twee agenten waaronder mijn vader werden er op de fiets naar toe gestuurd met de opdracht om de Duitsers te arresteren (!). Gelukkig maar dat het loos alarm was, maar men moet zich toch niet voorstellen dat 2 politiemensen, gewapend met een oude cilinderrevolver met 6 kogels en "daarna de losse worp" (zoals het spottend genoemd werd) zwaar gewapende parachutisten gesommeerd zouden hebben zich maar over te geven.

Al snel kwam het tussen de politie en W.A.-de zogenaamde Weerafdeling van de NSB- tot een treffen. Die WA-mannen werden steeds brutaler en zij dachten macht en politietaken te kunnen overnemen. Commissaris Vrijdag verzette zich heftig hiertegen en op zijn verzoek verscheen er een afdeling van de Marechaussee te paard in Hilversum. Het kwam dan ook op een gegeven moment op de Groest tot een zwaar treffen tussen politie en Marechaussee enerzijds en de WA anderzijds waarbij laatstgenoemden onder luid gejuich van de aanwezige toeschouwers het onderspit moesten delven en met bebloede koppen afdropen. Dit werd de politie en met name de commissaris niet in dank afgenomen door de bezetter en commissaris Vrijdag werd ontslagen. Hij werd vervangen door commissaris Reijinga. Ook deze commissaris was niet fout en wekte op een gegeven moment het ongenoegen van de bezetter zodat ook hij werd ontslagen.

Uit die tijd stamt ook het verhaal van het huwelijk van de toenmalige burgemeester Van Bönninghausen. Deze burgemeester was al voor de oorlog benoemd tot burgemeester en ontpopte zich na de capitulatie tot een collaborateur die met grote warrige verhalen zichzelf kandidaat stelde als "leider van het Nederlandse volk onder duitse bescherming". Deze houding werd hem niet in dank afgenomen wat bleek bij zijn huwelijk in 1941 toen het politiemuziekgezelschap Excelsior de muziek moest verzorgen. Het politiemuziekgezelschap zette voor de burgemeester bij het verlaten van het stadhuis na de huwelijksplechtigheid uit volle borst de 'prins Bernardmars' in. De burgemeester die blijkbaar het stuk niet kende bedankte onder ingehouden hilariteit het korps voor de prachtige muziek. Een aantal aanwezige NSB'ers had echter de muziek wèl herkend. Dit had tot gevolg dat een bestuursleden en de dirigent van Excelsior op het bureau door de duitse SD werden ondervraagd. Gelukkig wist men zich er blijkbaar toch uit te praten en bleef de stunt zonder verdere gevolgen.



Langzaam maar zeker wist de bezetter echter het korps te infiltreren met duits gezinde elementen. Een echte NSB'er werd benoemd tot commissaris. Ook aan de zelfstandigheid van de diverse politiekorpsen en rijksveldwachters werd een einde gemaakt. In Nederland kwam staatspolitie waarvan het Directoraat-generaal gevestigd was in Apeldoorn. Een politieofficier genaamd Van Hilten werd benoemd tot politiepresident en de gehele Nederlandse politie werd in een eenvormig uniform gestoken. Ook kwam er in een kazerne in Schalkhaar een centrale politieopleiding waar naast het politievak aan de leerlingen ook een semimilitaire opleiding werd gegeven. De bezetter en zijn trawanten meenden dat deze mensen in nationaal-socialistische trant zouden handelen als ze eenmaal binnen een korps kwamen. Dat bleek een misrekening, de meeste kozen eenmaal in dienst de goede zijde en verschillende van hen hebben verzetswerk verricht. Ook zijn veel jonge politiemensen 'ondergedoken'. Dit gebeurde bijvoorbeeld als zij een arrestant van het bureau moesten overbrengen naar de Ortskommandant. De arrestant werd dan de gelegenheid gegeven weg te lopen en de betreffende agent dook onder. Helaas was er niet aan te ontkomen dat bepaalde zaken misgingen. Gedacht moet daarbij worden aan de zogenaamde Onmenspolitie, een verlengstuk van de duitse Grüne Polizei. Een aantal van deze mensen was aan het bureau gedetacheerd en waren er speciaal op uit om Joden en onderduikers te arresteren. Vaak wisten goede politiemensen wie en waar "opgehaald" zou worden en slaagde men er in voortijdige waarschuwingen te doen uitgaan. Het werd echter steeds moeilijker want de NSB commissaris zag kans uit andere plaatsen politiemensen te uiterst getrouw aan de bezetter waren en voor verraad van burgers en collega's niet terugdeinsden. Aan het bureau was het een druk komen en gaan van arrestanten. Ook de zwarthandel had zijn intrede gedaan en ook vele van die zwarthandelaars kwamen aan het bureau terecht. Om dat grote aantal arrestanten op te kunnen vangen werd in de agentenwacht een aantal kooien gebouwd waar de gearresteerden zich achter tralies bevonden.



In de 5 jaar van Duitse bezetting heeft zich bij de politie veel kwade, maar gelukkig toch ook veel goede zaken voorgedaan. Men werd gedwongen keuzes te maken en wist niet of men vriend of vijand voor zich had. Dat er toch veel goed werk is verricht mag blijken uit het feit dat na de oorlog enkele Hilversumse politiemensen met het Verzetsherdenkingskruis zijn onderscheiden. Ook mijn vader die de gehele oorlog de voor die tijd de zo zware functie van Wachtcommandant heeft bekleed werd hiermee in 1982 op 89-jarige leeftijd begiftigd. Hij had zich o.a. beziggehouden met het verbergen van wapens voor het verzet op het bureau en ook had hij diverse malen kans gezien stempels van duitse instanties op het bureau op onbewaakte momenten op lege vellen te zetten waarna het verzet vaak kans zag om het papier verder van tekst te voorzien en als echt document te presenteren waarmee o.a. in vrijheidsstellingen werden gerealiseerd. Het verzet wist dat men met bepaalde zaken bij mijn vader terecht kon en vaak werd gewacht met een actie tot mijn vader de nachtdienst als wachtcommandant leidde. Mijn vader werd eenmaal, na de likwidatie van een Grüne polizei agent gearresteerd en het verzet vreesde het ergste omdat mijn vader met alles bekend was, maar na 2 dagen werd hij weer vrijgelaten omdat hij tijdens het verhoor niet bezweken was en vol was blijven houden van niets geweten te hebben.



Naoorlogse wederopbouw

Na de oorlog was er van de eens zo geroemde organisatie binnen het korps niet veel meer over. Tot ieders vreugde keerde Vrijdag weer terug als commissaris en onder zijn leiding begon men met de wederopbouw van het weer gemeentelijk geworden korps. Veel materieel had men niet, de agenten moesten lopen, reden op fietsen met houten banden of fietsen die uit meerdere verschillende onderdelen in elkaar waren gezet. Ook werd na de bevrijding het instituut in het leven geroepen van de hulppolitie, niet te verwarren met de huidige reservepolitie. In Hilversum maakte men de fout door te denken de zaak sneller op het spoor te kunnen zetten door veel personeel aan te nemen. De gerekruteerden liepen eerst in burger met om de linkerbovenarm een bad met een 'P' en later liepen deze nieuwelingen in een militair battledress. Wat de studie betreft ging het weer net zo verder als voor de oorlog. De politieman studeerde in zijn vrije tijd en tegen betaling kon men bij een aantal politieinspecteurs les krijgen. Na enige tijd bleek dat men in Hilversum teveel personeel had aangenomen en er moesten een aantal mensen afvloeien. Gelukkig kon een aantal van hen in politiekorpsen in andere gemeenten aan de slag en een aantal keerden terug in de burgermaatschappij. Ook dwong men met zachte hand een aantal wat oudere politiemensen tot vervroegd pensioen. Ook mijn vader ging in 1950 op 58-jarige leeftijd zeer tegen zijn zin met vervroegd pensioen. Hij had op dat moment 32 jaar bij de politie gediend waarvan 29 jaar bij het Hilversumse korps. Zelf was ik op dat moment werkzaam bij de Larense politie omdat men het ongewenst vond dat een vader en zoon in één korps diende, en het vertrek van mijn vader stelde mij in de gelegenheid in dienst te treden van het Hilversumse Korps, een overstap waar ik nimmer spijt van gehad heb.

2de hands auto's

In Hilversum zag de korpsleiding kans om vlak na de bevrijding zich een aantal 2de hands auto's aan te schaffen en zo was er weer enig vervoer mogelijk. In veel gevallen was het nog zo dat een arrestant ter voorgeleiding naar Amsterdam werd gebracht dit moest geschieden per bus of trein. Dit geschiedde meestal door de arrestant te voorzien van een transportstok, een bezemsteel die van bovenaf in de broekspijp van de verdachte werd gestoken en met een riem om zijn middel werd vastgemaakt. De arrestant had dan een "stijf been" en kon dus niet snel weglopen. Dat dit bij het in- en uitstappen van bus en trein nog al eens moeilijkheden opleverde laat zich raden terwijl ook de overige passagiers konden zien met een arrestant te maken te hebben.



Commissaris van Veen

In 1947 vertrok commissaris Vrijdag naar Den Haag om daar de functie van waarnemend hoofdcommissaris van politie te gaan bekleden. Veel Hilversumse politiemensen betreurden het vertrek van de populaire Vrijdag. Vrijdag werd opgevolgd door de uit Hengelo afkomstige C.M. van Veen. Van Veen was een politieman van de oude stempel en vernieuwingen kwamen onder zijn leiding maar mondjesmaat tot stand. Onder zijn leiding werd het zogenaamde rondjessysteem weer ingevoerd. Vanuit het bureau en de posthuizen werd per rijwiel gesurveilleerd. Elke politieman had een rondeboekje waarin geschreven stond welke straten en op welk uur die dienden te worden gecontroleerd. De controlerende chef werkte het rondeboekje in tegengestelde richting af zodat hij de surveillant moest tegenkomen. Ook was er elk half uur een controlepunt in verwerkt. Ven enige vrijheid in de surveillance was geen sprake, maar de Hilversumse burger kon zijn klok gelijkzetten op het tijdstip dat er een politieman door zijn straat reed.

Een nieuw bureau

In die jaren werd er ook gewerkt aan een nieuw politiebureau, een gebouw in U-vorm zou komen te staan in een hoek van Langestraat naar Kapelstraat. Het gebouw was een ontwerp van gemeentearchtict Dudok. Maar alleen de vleugel aan de Kapelstraat is gerealiseerd en hierin waren de afdelingen Recherche, Fototechnische dienst en Recherche administratie in gevestigd. Zonder toestemming van de architect mocht er niets in het gebouw gewijzigd worden, zelfs als men een klok wou ophangen kwam Dudok of een naaste medewerker om de zaak te bekijken. Indien er toestemming werd verleend kwam een gemeentelijke timmerman om een spijker in de muur te slaan. Het gebouw kwam bij de indienststelling van het nieuwe hoofdbureau aan de Kampstraat leeg te staan en is daarna omgebouwd tot wooneenheden.

Rariteiten

In de eerste naoorlogse jaren werd ook nog gebruik gemaakt van de zogenaamde raderbrancard. Dat was een driewielige fiets waarop een bak was gemonteerd waar een stuk zeildoek als huif overheen gespannen was. Deze raderbrancard dateerde van ver voor de oorlog en werd altijd opgesteld bij sportevenementen op het Sportpark met een politieman als berijder. Gebeurde er een ongeluk dan werd het slachtoffer door een agent per raderbrancard afgevoerd naar het ziekenhuis. In de jaren 1950 tot 1955 werd deze raderbrancard gebruikt voor het vervoeren van stoffelijke overschotten. Het was voor vele politieagenten een belevenis om met de raderbrancard een stoffelijk overschot op de Noorderbegraafplaats moest afleveren als men de route over het viaduct moest nemen. De remwerking was niet om over naar huis te schrijven en als men onderaan het viaduct te hard de bocht naar de Snelliuslaan nam liet het gevolg zich raden..

Helaas was er na 18.00h geen motorisch vervoermiddel beschikbaar aan de dienstdoenden en deed men alles met de fiets. Het is begrijpelijk dat na een melding van een inbraak of andere ernstige zaken de politieman niet op tijd ter plaatse kon zijn. Maar in dringende gevallen mocht de wachtcommandant een taxi bellen. Voor het bureau wachtte men dan op de taxi die daarna snel de agent naar het bedreigde punt bracht.

De eerste mobilifoon

In 1947 werd de eerste politiemobilifoon in gebruik genomen. In de adjudantenkamer hing een zwarte kast met telefoonhoorn en in de overvalwagen werd ook een zenderontvanger gemonteerd. De verbinding was niet altijd feilloos maar het was het begin van het mobilifoonverkeer.

Surveillanceauto's

Tot 1955 moest men in noodgevallen dus een taxi aan laten rukken maar uiteindelijk kwamen in 1955 de eerste eigen surveillanceauto's. Men sprak van RAS auto's waarbij RAS stond voor Radio Auto Surveillance. Dit waren zwarte Volkswagen Kevers. Op het dak was een klein driehoekje bevestigd met daarop het opschrift 'politie'. Toch heeft het nog heel lang geduurd voor men deze RAS auto's ook in de nachtdienst mocht inzetten. De reden hiervoor was naar tegenwoordige maatstaven ongelofelijk: de autosurveillance viel onder de afdeling Verkeer en deze afdeling kende in die jaren geen nachtdienst... Men bleef dus nog lang in de nachtdienst aangewezen op fiets en taxi.

Commissaris Wolters

Commissaris van Veen vertrok in 1958, hij had weinig vernieuwingen doorgevoerd en al was hij wel veel socialer geweest dan Van Beusekom, zijn vertrek werd door weinigen echt betreurd. Hij werd opgevolgd door de heer Wolters. De oorlogsjaren had Wolters doorgebracht bij de Nederlandse marine in Engeland. Hij probeerde stroomlijn in het korps te brengen door modernisering. Hij was in ieder geval de eerste commissaris die ook eens aan agenten hun mening vroeg over bepaalde zaken. De vaste rondes werden opgeheven en er werd overgegaan op "bloksurveillance". Men surveilleerde een uur in een bepaalde wijk met daarin een halfsuur controlepunt. Wolters was er een voorstander van veel politiemensen op straat te zien en andere afdelingen werden ingekrompen ter versterking van de straatsurveillance. Ook was er inmiddels iets aan de telefoonverbinding gedaan. Op het bureau had men de oude centrale van het gemeentehuis gekregen zodat op veel bureaus men over een eigen telefoon beschikte, een hele vooruitgang. De gehele centrale werd onderhouden door gemeentetechnicus Kuijken die deze ook op het stadhuis had onderhouden. Hij hield de centrale keurig op orde maar toen Kuijken met pensioen ging stapelden de moeilijkheden zich steeds ver op. Uiteindelijk heeft men de hele centrale in onderhoud gegeven aan de PTT en nog vele jaren is gewerkt met deze op het stadhuis afgeschreven centrale. In die jaren werden ook de posthuizen afgestoten. In gebruik waren het laatst de posthuizen Vaartweg en Kleine Drift. Ook kwamen er nu in de nachtdienst RAS auto's op straat. Als oud-zeeman introduceerde Wolters bij het HPSV het zeilen. Veel agenten hebben in Loosdrecht onderlinge strijd gevoerd om "zeilkampioen van de Hilversumse politie" te mogen worden.

Commissaris IJzerdoorn

In 1960 vertrok Wolters naar Rotterdam om daar Hoofdcommissaris te worden. De treurnis om zijn vertrek bleef beperkt doordat als zijn opvolger P.J. van IJzerdoorn werd benoemd, welke uit eigen kring kwam en hier al een goede reputatie had opgebouwd. Van IJzerdoorn had nog onder Van Beusekom gediend en eenmaal aangesteld vond hij het in het kader van beleefdheid toch wel een beetje gepast bij de gepensioneerde Van Beusekom op visite te gaan. Toen hij bij de "ouwe" was aangekomen en vertelde dat hij commissaris was geworden vloekte Van Beusekom hard en riep 'ze doen tegenwoordig ook maar wat'.
Van IJzerdoorn had ook zijn eigen methodes om het korps te leiden. Hij was een man die als er iets te doen was er zelf graag bij was en niet aarzelde om zelf ook de handen uit de mouwen te steken en ook liet hij de agenten veel minder controleren en de vaste posten met uitzondering van "post spoor". Hij liet ook een nieuwe telefooncentrale installeren. Hiertoe werd de adjudantenkamer verbouwd. Van IJzerdoorn intenviseerde ook het overleg met de vakbonden, in die tijd het CPO-overleg genoemd. Bestuursleden van de vakbonden zaten in dit CPO-overleg. In deze tijd was er voor de commissaris geen verplichting dit CPO-overleg bij te wonen. Het oude bureau werd voorzien van een houten aanbouw waarin de agentenwacht en de eerste kantine werd ondergebracht. Niet alleen koffie was verkrijgbaar maar ook een balletje gehakt en een uitsmijter. In de kantine kwam ook een televisie te staan die echter alleen maar bij bepaalde gevallen aangezet mocht worden met toestemming van de inspecteur van dienst. Bij de surveillance dienst kwamen scooters in gebruik. Het was geen fraai gezicht om 2 politiemannen waarvan er één op de duo zat te zien surveilleren. De duozit was nogal hooggezet en als men achterop zat met politiepet op zat men echt 'te kijk'. Dat was waarschijnlijk ook de reden dat deze surveillance na korte tijd werd omgezet in een eenmans scootersurveillance. Ook werden er motorhelmen ingevoerd maar dat waren ook minder fraaie. Het leken net een soort bloempotten, maar voor de veiligheid was het natuurlijk een sterke verbetering.
In die jaren was J.J.Boot burgemeester van Hilversum. Hij was tevens voorzitter van de zogenoemde 'Commissie Boot'. Deze commissie moest bekijken of de salarissen en verdere voorzieningen van de politie de toets der kritiek konden doorstaan. Dit was in de ogen van de commissie niet het geval en er werd geadviseerd de politie een behoorlijke salarisverhoging te geven. In Den Haag was men uiteraard niet zo gecharmeerd van het rapport want het verdween een lange tijd in een ambtelijke la. Na veel overleg met de landelijke vakbonden en het voor die tijd unieke verschijnsel van in Den Haag demonstrerende politieagenten zorgde de toenmalige minister Toxopeus voor een behoorlijke salarisverhoging. Ook de gemaakte overuren moesten worden betaald. Tot dat moment had men de politieman onbeperkt overuren kunnen laten maken zonder dat daar maar iets tegenover stond. Voor sommige afdelingschefs was het blijkbaar moeilijk te verteren dat overuren betaald moesten worden en door dienstverschuivingen werd getracht dit te omzeilen, maar Van IJzerdoorn besliste dat dit niet mocht en dat er dus maar extra uren gemaakt moesten worden.

Commissaris Brouwer

Met weemoed zag men in 1971 Van IJzerdoorn vertrekken. Hij werd opgevolgd door G.Brouwer, afkomstig van de Enschedese politie. Onder zijn leiding werd het korps verder gemotoriseerd. De VW-kevers werden afgeschaft en men ging over op Opels als surveillanceauto's. Brouwer besliste ook dat de ongevallenwagen van de afdeling Verkeer indien nodig ook in de nachtdienst gebruikt mocht worden. Brouwer probeerde een nieuwe stijl in het korps te brengen door het personeel te wijzen op zelfwerkzaamheid en zelfcontrole. Het controleren van agenten liet hij tot een minimum beperken en zodoende werd er meer verantwoordelijkheid gegeven aan het personeel en middenkader. Brouwer trachtte ook meer samenwerking met de omliggende Gooise gemeenten tot stand te brengen, een voorloper van de regiosamenwerking. Als eerste in het land was er in Het Gooi een regionaal politie overleg. Het bleek echter dat de tijd nog niet rijp was voor een intense samenwerking omdat ieder korps eigen gebruiken en gewoonten had. Wat wel gerealiseerd werd waren o.a. gezamenlijke verkeerscontroles en kwam er een INRAPnet waarmee de diverse korpsen onderling mobilifooncontact konden opnemen. Dergelijke zaken waren een paar jaar later gemeengoed bij de politie maar de aanzet en het voorbeeld werd vanuit Het Gooi gegeven met commissaris Wolters als grote stuwende kracht.


Het CPO overleg werd afgeschaft en Hilversum kreeg voor het eerst een dienstcommissie. De leden hiervoor werden niet door het personeel gekozen maar werden afgevaardigd door de plaatselijke vakbonden. Onder commissaris Brouwer werden ook de eerste plannen uitgewerkt voor een nieuw politiebureau. Uit onderzoek bleek al gauw dat de lokatie Langestraat/Kapelstraat ongeschikt was en al spoedig liet men het oog vallen op een terrein op de hoek Kampstraat/Prins Bernardstraat waar vroeger een tapijtfabriek had gestaan en wat gedurende de laatste jaren in gebruik was geweest als opslaghal voor NOS decorstukken. Nadat men de grond verworven had ging de oude fabriekshal tegen de vlakte en al spoedig was het terrein een grote bouwput. Bij de eerste steenlegging was vrijwel het voltallige korps aanwezig en het politiemuziekgezelschap was ook aanwezig om enige vrolijke noten te spelen. Hoofdinspecteur Roozenboom werd gedurende de gehele bouwtijd vrijgesteld van zijn normale politiedienst om de bouw te begeleiden, iets wat hem uiteraard meteen de bijnaam "de bouwpastoor" opleverde.



Het nieuwe hoofdbureau



De ingebruikname van het nieuwe bureau betekende een grote vooruitgang! Eindelijk was het zover dat het personeel van de Hilversumse politie over voldoende werkruimte beschikten. De afdeling Technische Recherche was met de meest moderne middelen uitgerust en ook de nieuwe meldkamer mocht er zijn. Al spoedig bleek dat men nog gauwer dan verwacht door voortschrijdende technische ontwikkelingen en andere behoeften al verbeteringen en veranderingen aan het gebouw moest uitvoeren.

In de 70'er jaren was het ook voor het eerst dat Hilversumse politieagenten, ondanks protesten van diverse zijde, buiten hun gemeenten dienst moesten gaan doen toen men bijstand moest verlenen aan de Amsterdamse politie. En ook de ME kreeg een meer regionale opzet. Deze eenheid werd op steeds meer plaatsten ingezet zodat de inzet steeds meer een provinciale zaak werd. De ME'ers werden in groot groepsverband getraind. Indien nodig kreeg ook de Hilversumse politie assistentie van de ME van andere korpsen. Over de regionale inzet van de ME werd beslist door Commissaris van de Koningin wat er in de praktijk op neer kwam dat deze toestemming pas achteraf gegeven werd, er kon immers lang niet altijd gewacht worden tot de Commissaris van de Koningin bereikbaar was of een overzicht van de toestand had.

Ook het recherchewerk veranderde, men kreeg zogenaamde bijstandsteams. Als er in andere gemeentes een ernstig misdrijf werd gepleegd werd dit team opgeroepen en werkten rechercheurs van verschillende korpsen samen aan de oplossing van het misdrijf. Dat werd oor de recherche als een goede zaak beschouwd, men leerde immers kennen welke collega's over een bepaalde expertise en 'know-how' beschikten.



Commissaris van der Molen

In 1982 werd met weemoed afscheid genomen van commissaris Brouwer die als geen ander de Hilversumse politie had verander in een moderne organisatie. Hij werd opgevolgd door commissaris van der Molen. Zijn benoeming was een unieke aangelegenheid, hij was de eerste commissaris die met inspraak van de korpsleden was benoemd. Burgemeester van der Sluijs had bij het vertrek van Brouwer laten weten graag een voordracht vanuit het Hilversumse korps te krijgen. Een aantal korpsleden van alle rangen vormden een commissie die uit het grote aantal sollicitanten uiteindelijk Van Der Molen als hun voorkeurskandidaat, de burgemeester volgde dit advies en stelde Van Der Molen aan.Een keurig voorbeeld van personeelsinspraak binnen de Nederlandse politie. Van der Molen wenste dit inspraakbeleid ook op de werkvloer voor te zetten door iedere politieman/vrouw een eigen verantwoordelijkheid binnen de organisatie te geven. Voor alle personeelsleden van hoog tot laag werden cursussen georganiseerd en het gehele korps werd doorgelicht door een organisatiebureau. Men was een dergelijke wijze van werken niet gewend en voor velen leken alle veranderingen op aardverschuivingen in hun eigen politiewereld. Van der Molen beschouwde het als zijn grootste prioriteit het hele korps -zoals hij dat uitdrukte- op de juiste golflengte te brengen. Gestaag kwamen er onder zijn leiding de veranderingen waar een moderne tijd om vroeg. Van Der Molen zag er ook geen bezwaar in dat veel in de loop der jaren ontstane zogenaamde 'heilige huisjes' en 'eigen koninkrijkjes' werden afgebroken. Deze ontwikkelingen werden door velen toegejuicht terwijl er uiteraard ook bleven die kritiek leverden op de veranderingen die in hun ogen et toe zou leiden dat het 'fout ging lopen'. Maar Van Der Molen aarzelde nooit zijn nek uit te steken en bleef op de door hem ingeslagen weg voortgaan. De commissaris was als groot wielrenliefhebber tevens voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Wieler Unie. Hij introduceerde voor politiemensen toertochten en wielerwedstrijden en auto's met fietsen op het dak werden een normaal verschijnsel in de buurt van het bureau. De HPSV organiseerde op een gegeven moment een grote wielertocht waar meer dan 100 politiemensen aan deelnamen. Het uiterlijk van de surveillance auto's veranderde ook. Surveillance auto's en motoren kregen een moderne uitmonstering (o.a. signaalkleuren) en werden dus makkelijker als zodanig herkenbaar. Van Der Molen maakte zijn werk bij de politie niet af, in 1988 maakte hij een overgang naar een functie in de directie van de Postbank.

De laatste commissaris

In 1988 werd G.Horstman benoemd als commissaris. Hij kwam over uit Assen alwaar hij ook commissaris was geweest. Zijn werk was er niet alleen opgericht het Hilversumse korps te stroomlijnen maar ook de zaak regionaal verder van de grond te krijgen en met grote inzet werkte hij hier aan Door beslissingen van het ministerie van binnenlandse zaken en justitie moest het komen tot een "politieregio Gooi en Vechtstreek'. Horstman was daarmee de laatste echte Hilversumse commissaris. Hij werd op grond van zijn regionale opbouwkwaliteiten benoemd tot regiochef Flevoland waar hij zich later volkomen belachelijk maakte door in een toespraak te verklaren er geen moeite mee te hebben dat allochtoonse politieagentes hun sluier en hoofddoek omhouden tijdens hun politiewerk in uniform. Tot de gehele overgang van gemeentepolitie naar regiopolitie werd de commissarisfunctie waargenomen door Th.Stallman tot uiteindelijk in 1993 de gemeentepolitie Hilversum als zelfstandig korps werd opgeheven.

Nawoord van de schrijver: Dit boekje kan onmogelijk een totaal overzicht geven van de geschiedenis van de Hilversumse politie, het is maar een kort overzicht en ik pretendeer ook niet meer dan dit. Het is meer de bedoeling dat de lezer een idee krijgt hoe de eigenaardigheden van de soms zeer autocratisch optredende commissarissen invloed had op de ontwikkelingen binnen het korps en niet alleen het werken maar ook het privéleven van de politiemensen kon beïnvloeden. De tijd dat mijn vader als agent van de straatpolitie als een slaaf behandeld werd door Van Beusekom is gelukkig voorbij en ook de altijd als een zwaard van Damocles boven je hangende controles zijn voorbij. Hulde aan alle politieagenten die zich bij goed en slecht weer, in goede en slechte tijden hebben ingezet om de Hilversumse burger een gevoel van veiligheid te geven. Zij waakten opdat anderen konden slapen!




Hilversum 1994

Jan Ruijzendaal jr.
oud-Adjudant gemeentepolitie Hilversum


Anne Lambertus van Beusekom werd op 25 februari 1873 te Den Haag geboren. Na de politieacademie werkte hij binnen diverse korpsen, laatstelijk voor zijn komst naar Hilversum maakte hij deel uit van Wageningse gemeentepolitie. Hij was gehuwd met Anna Johanna Waldeck, een huwelijk wat kinderloos is gebleven en in 1933 eindigde in een scheiding. vanaf zijn aanstelling woonde Van Beusekom op de P.C.Hooftweg 3 in Hilversum. Van Beusekom is waarschijnlijk rond 1964 overleden.


Gerardus Daniël Joost Vrijdag werd op 17 april 1893 in Ambarawak in het toenmalige Nederlands-Indië geboren. Hij vestigde zich in 1906 in Haarlem en kwam in 1930 als inspecteur naar Hilversum. Hij huwde in 1919 met Claire Regnault en uit dit huwelijk zijn 2 zoons geboren. Hij is waarschijnlijk rond 1983 overleden.


Welkom bij Clubs!

Kijk gerust verder op deze club en doe mee.


Of maak zelf een Clubs account aan: